Elfstedentocht per kayak

Leeuwarden ligt achter ons, in de verte is Sneek en voor ons glinstert de Zwette. Op een zuchtje wind hoor ik flarden muziek. De Blauhster Dakkapel? Ik steek de peddel diep in het water. We zijn begonnen aan onze Elfstedentocht.

Het is een valse start want we beginnen in Weidumerhout, een kleine camping bij een struise Friese boerderij. Sommige stukken van de Elfstedentocht zullen we met bepakte kayaks varen, andere als dagtocht. Het inpakken duurt veel langer dan we dachten. Deze kajaks hebben we nu een half jaar en alles moet zijn plaatsje nog krijgen. De kano ligt dan ook als een speedboot in het water, met de boeg parmantig omhoog, maar ik ben allang blij dat alles eindelijk past. We varen het slootje bij de camping uit en zijn alleen tussen de weilanden. Het fluiten, snateren en het tsjilpen van de vogels is oorverdovend. Het lijkt wel alsof alles jongen heeft. Fuut, meerkoet of eend, overal kleven piepende pluizige bolletjes aan. Argwanend houden de woerden ons in de gaten als we hun kroost voorbij varen.

 Jolien

Het gras is diepgroen met een gele waas van boterbloemen. Hier en daar zien we de oranje pannendaken van weer een boerderij. En overal het rood-wit-blauw van de uitgestoken vlaggen. We bereiden ons voor op de intocht in Sneek. Ik vind een verdwaalde ballon en maak hem vast op het achterdek. Op de kades verdringen de mensen zich. Ik beeld me in dat ze een glimp van onze doorkomst op willen vangen. Sommigen zwaaien naar ons, maar de meesten proberen toch gewoon een koopje te bemachtigen op de koninginnedag-vrijmarkt.

We verlaten Sneek weer via de Waterpoort en draaien de Geeuw op. Het is warm en als we ons insmeren met factor 10 voelen we dat we te laat zijn. Neus en armen zijn al akelig rood. In de ogen van schaatsers zou dit ongetwijfeld een luxeprobleem zijn. We passeren IJlst en varen naar het Heegermeer. Met een wijde boog moeten we om de visstokken heen die met hun zwarte vlaggen de plaats van fuiken aangeven. Een oude palingklipper komt ons vlak voor Gaastmeer met walmende schoorsteen tegemoet. Ooit was dit kleine plaatsje aan de Fluessen het middelpunt van de palingvisserij. De vissers voeren tot aan Engeland toe, waar ze in de Theems hun netten uitgooiden. Het lijkt mij een klein scheepje voor zo'n overtocht. Gaastmeer wordt ook onze thuishaven voor de komende dagen. Het diner staat al op ons te wachten: ook Willem, Kitty, Jan en Bep hebben hier hun tenten al eerder opgeslagen.

De Fluessen liggen er rimpelloos bij. Met z'n drien zij we vertrokken voor een rondje langs de Friese Zuiderzeesteden. " Sleepje?", roept een schipper in Helly Henssen-outfit. Hij geeft gas als hij doorvaart, de kano stampt wild op de hekgolf. Even later worden in de verte de zeilen gehesen. Het duurt niet lang meer of we halen hem in. "Wedstrijdje naar de Galamadammen?", roep ik omhoog. Helly geeft geen antwoord en staart naar zijn besluiteloos ronddraaiende windvaantje.

Hoe dichter we bij Stavoren komen hoe zeewaardiger de passerende jachten worden. Voor het Hooglandgemaal draaien we de Staverse Stadsgracht in. De afgemeerde driemasters, jollen en aken zijn stukken groter dan de huisjes aan de kade en onze kajaks vallen er al helemaal bij in het niet. We hebben twee opties voor het stuk naar Hindeloopen: binnendoor via de Dijkvaart, of buitenom, over het IJsselmeer. We leggen de keus voor aan het Vrouwtje van Stavoren. Zwijgend blijft ze naar de Zuiderzee kijken, wat we als een soort van goedkeuring opvatten. We dragen de kano's naar de Spoorhaven en laten ze daar weer in het water glijden. Even later draaien we met z'n drien het IJsselmeer op. We zetten koers naar Hindeloopen, nagestaard door de hoogmoedige koopvrouw. De dijk wijkt, wandelaars worden kleiner en kleiner. Het IJsselmeer is bezaaid met plezierboten, die als kleine stipjes langs de horizon schuiven. Hier, op het grote water ben ik kapitein op mijn eigen boot, alleen met het ruisen van het water en de wind. Ik dein mee op de korte, steile golven. Af en toe duikt de voorsteven diep in het water, om proestend weer te voorschijn te komen, een fijne nevel van buiswater in mijn gezicht spattend. We zijn in ons element, mijn zeekano en ik. Een grote meeuw zweeft in glijvlucht met me mee. Aan bakboord komt Willem langszij. "Jij ook een Fisherman's Friend?".

Het luciferhoutje aan de horizon is uitgegroeid tot een ranke kerktoren. De rode daken van de Hindelooper huizen steken boven de groene dijk uit. We kruisen de vaargeul en peddelen door naar de sluis bij Workum. De kades zijn hoog. De bemanningen van de zeilschepen hopen op wat sensatie tijdens het lange wachten voordat ze geschut zullen worden. We klauteren uit de kano's en hijsen ons op de wal. Nieuwsgierig worden deze evenwichtsoefeningen gevolgd, maar geen van ons haalt een nat pak. Vanaf de Diepe Dolte bekijken we het stadje en via de Lange Vliet en het Zandmeer varen we de laatste etappe naar Gaastmeer.

Het inladen van de kano's gaat nu al een stuk sneller en we houden nu zelfs ruimte over. Vandaag willen we naar Bolsward verder trekken, maar de kaarten spreken elkaar tegen. Volgens de een is de route via de Blauhster Pollen onbevaarbaar, volgens de ander zou het moeten lukken. We besluiten de Hollandse interpretatie van "'t ken net" te volgen, maar we weten dat het een dag zal worden van bukken voor lage duikers onder landweggetjes en van zoeken naar openingen in de langgerekte rietkragen.

De Blauhster Pollen zijn weerbarstig. Het riet wuift, op een armlengte afstand, onverstoorbaar als we de noordoever afzoeken. Pas als we het bijna opgeven zien we het doorgangetje. Het is nauwelijks breder dan de kano's. We nemen een aanloopje en schuiven erdoorheen, om in een keurige sloot uit te komen. En keer moeten we de boot uit om de kano's over een weggetje te tillen en dan ligt Westhem voor ons. We varen het gehucht in. Plots wordt het slootje breed en staan we oog in oog met een trots fries paard. Onverstoorbaar blijft hij in het water staan. Als we langzaam voorbij varen groeten we hem beleefd.

Ook na Westhem blijft de sloot nauw. We moeten onze lange kano's flink opkanten om ze door de scherpe bochten gewrongen te krijgen. We moeten nog een keer klnen, maar na dit laatste dammetje bereiken we toch de Bolswarder Zeilvaart: het is gelukt. De gedachte aan een koele Us Heit maakt de laatste kilometers naar Bolsward licht. Eenmaal op een terrasje laten we ons dit Friesche bier goed smaken.

De volgende dag varen vanaf de camping in Burgwerd terug naar Bolsward om te bunkeren. We gaan aan wal om suikerbrood te kopen voor 's middags bij de thee, dan gaan we op weg naar Harlingen. Om de tegenwind, die krachtig is, tenminste nog af en toe van opzij te hebben nemen we de Harlingervaart. Het land wordt hier zo mogelijk nog uitgestrekter en vlakker. Deze omgeploegde akkers zijn ooit zee geweest. Overal zijn tractoren in de weer om aardappels in de klei te poten, met in hun spoor zwermen meeuwen. De wind heeft hier vrij spel en we komen moeizaam vooruit.

We varen zo dicht mogelijk langs de kant om in de luwte te blijven. Mijn roodverbrande neus heeft moeite met de gevoelstemperatuur. Ik denk aan Eddy, de waard uit Weidumerhout, die met gepaste trots zijn twee Elfstedenkruisjes naast zijn glas op tafel had gelegd. Wat zal hij zal hier hebben moeten ploeteren, voorovergebogen op de schaats. Na enkele uren doorscheppen komt Harlingen in beeld. De Waddenzeedijk steekt ruim tien meter boven de klei uit. Het stadje is een mooie combinatie van no-nonsense en romantiek. Vanuit de haven loeit op gezette tijden de diepe hoorn van de vertrekkende veerboot en dringen het blikkerige geluiden van de scheepswerf door. In het stadshart heerst de voorname rust van de patricirshuizen en klinkt het getik van touwen tegen de houten masten. De harde oostenwind maakt het erg onaantrekkelijk om naar Franeker door te gaan, laat staan om via Bartlehiem Dokkum aan te doen. Geen Elfstedenkruisje voor ons dus, maar met de negen steden die we wel hebben gezien zijn we dik tevreden.

Martin-Paul en Jolien