Ubaye kloof 1983
In de vroege morgen ontrolt zich onder de opkomende zon het beeld van een berglandschap. Besneeuwde toppen, waar zich van de hellingen kleine stroompjes naar beneden slingeren, onderweg samenvloeiend tot een flinke wildwater rivier. Een overdonderend landschap waar de mens als nietige wormen aan ondergeschikt is. Een landschap dat uitnodigt tot avontuur en genieten van de schitterende natuur dat zich in vele schakeringen geplaveid heeft tegen de bergwanden en in de diepe kloven. Het lijkt wel of de serene rust niet wordt verstoord door menselijke aanwezigheid. Doch kijk, aan de oever van de rivier die zich dansend en slingerend door het dal een weg naar beneden zoekt komt een kampement tot leven.
Gebruinde gezichten kijken door een kier in de tent naar buiten een nieuwe dag tegemoet. Een dag die weer nieuwe avonturen en spanning met zich mee zal brengen. Met enige tegen zin komt iedereen uit zijn tent gekropen. Het zijn leden van een groep wildwater kanors uit Nederland. Na een duik in het nabij gelegen meer begint ieder, met de hem of haar toebedeelde taak. De een sleept tafels en stoel en aan en een ander het water op voor thee en eieren of ruimt de rommel op van de vorige avond. Zo heeft ieder wat te doen in het basiskamp van waaruit de groep wildwaterkanotochten onderneemt op de woeste alpenrivieren in de omgeving.
De groep bestaat uit zes man, Wim, Henny (Lag), Frank (van de Brand), Gert (Matsers), Hans en Bert (van Vliet). Daar omheen zwerven dan nog een aantal begeleiders en helpers.
Voor vandaag staat de rivier de 'Ubaye' op het, programma. Tijdens het ontbijt wordt al druk gepraat over de moeilijkheden die er te verwachten zijn. Hierbij komen de nodige sterke verhalen over eerdere ervaringen op deze rivier ten berde.
Na het ontbijt wordt begonnen met de voorbereidingen voor de tocht, spullen worden bij elkaar gezocht en boten worden nog op eventuele mankementen nagekeken. Dat gaat gepaard met de nodige grappen en grollen en er gaan vele katten over elkanders minder goede eigenschappen door de lucht. Na een klein uurtje is alles klaar, boten zijn op het dak vastgesnoerd, zwemvesten, spatzeilen en neopreen kleding ligt in de wagens, Wim is tien keer gevraagd of hij niets vergeten heeft.
En dan om ongeveer tien uur kan er vertrokken worden. Het is wel een uur rijden voor het startpunt bereikt wordt. Onderweg wordt het landschap steeds ruiger en wilder. Er wordt nog een paar keer gestopt om in woeste kloven naar beneden te kijken, zodat iedereen kan zien wat er te wachten staat en zich nog eventueel kan bedenken. Dat is er echter niet bij al deze vaarders hebben voldoende ervaring om van zichzelf te weten wat hij of zij aankan. Na een uur is dan het startpunt bereikt,-ergens aan de bovenloop van de Ubaye. De rivier de Ubaye ontspringt op de berg de Col de Longet in de Franse Alpen. Na 25 km komt vanuit Itali de bijna gelijknamige rivier de Ubayette erbij waardoor de waterhoeveelheid wordt verdubbeld.
De rivier is over ongeveer 50 km bevaarbaar en komt uiteindelijk in het stuwmeer Lac Du Serre Poncon uit. Dit meer wordt gevormd in het stroomgebied van de rivier de Durance. De stuwdam die het water van deze rivier tegenhoud is voorzien van turbines die o.a. de stad Gap van stroom voorzien.
De Durance komt op zijn beurt weer in de rivier de Rhone uit die weer uitmondt in de Middellandse Zee.
Terug naar het startpunt. De boten worden klaargelegd, etenswaren voor onderweg in waterdichte tassen gedaan. Ook het foto en filmmateriaal wordt goed waterdicht ingepakt. Later als iedereen weer terug is kan de spanning dan nog eens gevolgd worden en kunnen anderen van de ervaringen meegenieten. De Neopreen kleding wordt aangetrokken, anorak aan en een zwemvest om en ook de helm wordt natuurlijk niet vergeten Wim en Henny gaan vast een stukje vooruit langs de oever om de rivier te verkennen zodat ze later niet voor onverwachte verrassingen staan. Bij de instapplaats valt het wel mee maar verderop schijnen flinke stroomversnellingen te zijn. Na een half uur komen ze weer terug en vertellen dat een eind verder de zaak goed bekeken moet worden omdat het er behoorlijk te Keer gaat. Maar het is te doen. Frank staat al een tijdje ongeduldig te wachten om weg te gaan en is maar vast ingestapt. De anderen stappen ook in, achterblijvers worden gegroet en weg zijn ze.
Direct vanaf het begin gaat het al erg snel en zijn er al vrij moeilijke passages met s-bochten en walsen. Allemaal zijn ze echter in hun element want het is en blijft een uitdaging om deze natuurelementen te beheersen. Na tien minuten schreeuwt Henny al dat er gestopt moet worden omdat ze bij de passage zijn aangekomen waar hij met Wim naartoe gelopen was.
Snel wordt het keerwater ingedraaid en uitgestapt om de versnelling te gaan verkennen. Overal in de stroombedding van de rivier liggen dikke keien waar het water zich een weg tussendoor zoekt. Frank en Gert zijn al op een grote steen geklommen om van boven af de zaak te bekijken. Als we voorlangs de grote kei gaan wijst Frank en dan direct naar links en dan rechts aanhouden moet het gaan. Bert en Wim gaan eens onderaan kijken en vinden ook dat het wel gaat. Hans heeft ondertussen de reddingslijnen tevoorschijn gehaald. Er wordt nog even overlegd hoe het beste aangevaren kan worden en dan besluit Frank er als eerste af te gaan. Wim en Henny gaan ieder met een reddingslijn bij kritische punten staan om bij een eventuele miskleun de helpende hand te kunnen bieden. Na nog eenmaal gekeken te hebben stapt Frank in zijn boot en zet af. Het blijkt allemaal nogal mee te vallen, want zonder problemen vaart hij de versnelling af. Bert is direct na hem gegaan en komt ook zonder brokken beneden. Gert is nog wat onzeker maar met een mooie techniek pakt ook hij de toch vrij grote stroomversnelling. Daarna zal Wim gaan en die komt wat in de problemen, direct na het eerste rotsblok steunt hij ongelukkig en wordt tegen de wand aangedrukt, precies midden in de stroom slaat hij om. De toeschouwers die ondertussen aan zijn komen lopen houden verschrikt de adem in, Henny komt aangerend met de reddingslijn, maar keurig netjes met de eskimorol kan Wim zichzelf uit de netelige situatie redden waarna hij de rest zonder mankementen afvaart Hans gaat als laatste, ook hij komt met een prachtige techniek afvaren en komt zonder moeite door de s-bocht en dikke walsen heen. Het valt nogal mee schreeuwt hij boven het lawaai naar de anderen.
Verder gaat het weer, de oevers worden woester en de omringende natuur steeds mooier. De rivier is nu continu verblokt met veel grote en minder grote stroomversnellingen. Regelmatig gaan de boten helemaal onder water en komt er alleen nog maar een koppie boven water uit. In een van de stroomversnellingen is een mooie wals waar gelijk gebruik van gemaakt moet worden om wat in te speelvaren.
Kom op zegt Henny, kijken of we de boot overeind kunnen krijgen. Gert waagt zich er niet aan.Hij gaat vanaf de oever liever spectaculaire filmbeelden schieten. Voordat de vaarders zich er aan wagen wordt er eerst vanaf de kant polshoogte genomen hoe er het beste ingevaren kan worden. Frank is blijven zitten, hij bekijkt het zo wel. Een paar felle slagen en hij duikt het gat in.
Iets te schuin waardoor de boot over de wals heen gezet wordt. Henny gaat het wat beter af, de neus van de boot duikt iets dieper het gat in en bijna lukt het om de boot in een loup te krijgen. Gert en Wim gaat het de eerste keren niet veel beter af. Maar ineens,heeft Hans de juiste slag te pakken, hij draait de boot recht in de v van de wals, de punt zakt naar beneden, de onderstroom in en door de kracht van het water komt de boot recht overeind. Met een mooie draai komt hij ook weer vlak op het water terecht, een prachtig staaltje van techniek. 'Heb je hem' schreeuwt hij enthousiast naar Gert die op de oever staat te filmen.
Na een half uurtje zijn allen er toch mee gestopt, constant in water van 8 a 9 graden Celsius rond spartelen is ook niet alles, ondanks de neopreen pakken die iedereen draagt. In het zonnetje ben je vlug toch weer warm en na wat gegeten en gedronken te hebben wordt de tocht weer voortgezet. Het is ondertussen al drie uur 's middags. Besloten wordt om nog een uurtje door te varen en er dan mee te stoppen, de volgende dag staat er immers nog een etappe te wachten. Het laatste uur is niet zo moeilijk meer, een keer moet er nog verkend worden hoe er gevaren moet worden maar verder kan er rustig van de omringende natuur en de rivier genoten worden. Tegen half vijf wordt er een mooie plek gevonden om te stoppen. De helpers in de volgauto hebben dat inmiddels ook ontdekt en al gauw staat het eerste tentje overeind. Gert en Bert gaan in het nabij gelegen dorp boodschappen doen terwijl de anderen vast hout bij elkaar gaan zoeken voor het kampvuur. Het werd een gezellige toestand tegen de avond.
Gert en Bert hebben kippen meegebracht en allerlei ingredinten om van rauwe groenten een schotel te maken. Van een paar stukken ijzer en de autokrik is snel een gril gemaakt om de kippen boven het vuur te braden. Het duurt behoorlijk lang voordat die beesten gaar zijn. Ondertussen wordt de tijd gedood met het drinken van de meegebrachte wijn en wat balletje trappen tussen de bomen. Tegen de tijd dat het al bijna donker is zijn de kippen eindelijk gaar. Voor acht mensen zijn er vier kippen, acht bakjes met iets wat op vla lijkt en zes flessen wijn. Mensen die de hele dag sportief bezig geweest zijn kunnen aardig wat verstouwen, er blijft dan ook niet veel over. Onder het eten worden de belevenissen van die dag nog eens doorgenomen, waarbij de gebeurtenissen al wat aangedikt worden. Wim en Bert vertellen vast het een en ander over het traject wat de volgende dag gevaren zal worden, omdat zij het jaar ervoor dat stuk ook al gevaren hebben. Er blijkt uit dat elke meter van te voren verkend moet worden.
Frank zit zich al bij voorbaat te verheugen, hij is dan ook de man met de meeste ervaring, opgedaan in diverse wedstrijden en avontuurlijke tochten tot in Nepal toe. Nadat de troep afgewassen is met rivierwater en wat zand, zoekt ieder zich een plek rond het kampvuur. Dat wordt goed hoog opgestookt, want in de bergen kan het 'avonds aardig koud worden. Zeg Bert, heb je de smoelschuiver niet meegenomen, vraagt Henny. Als je daar soms de mondharmonica mee bedoelt dan heb ik die inderdaad in de auto gelegd vanmorgen antwoord Bert. Na even zoeken wordt het ding gevonden en onder het spelen van wat liedjes en het genot van een bekertje wijn droomt ieder weg in het schijnsel van 't kampvuur. De gebeurtenissen van de afgelopen dag glijden in de vlammen voorbij en er wordt nog maar_weinig gesproken. Avonturiers in het klein. Hans is de eerste die zijn slaapzak opzoekt, al spoedig gevolgd door de anderen.
Om elf uur is het kamp in diepe rust, op weg naar de volgende dag. De volgende morgen om een uur of acht is Bert de eerste die zijn hoofd buiten de tent steekt en tegen de opkomende zon de ogen tot kleine spleetjes knijpt. Door het geluid van de rits is Henny ook wakker geworden en besluit om meteen ook maar op te staan. Met veel kabaal zodat de anderen ook wakker zullen worden gaan de twee zich in de rivier wassen.
Allee, iedereen opstaan schreeuwen ze, ondertussen aan de tenten schuddend, om tien uur willen we weg zijn. Terwijl iedereen de slaapzak uitkomt gaan Henny en Bert vast brood halen bij de bakker in het dorp. Bij terugkomst blijkt alleen Wim nog wat slaperig ui t zijn ogen te kijken, de rest is echter al klaar, wat niet tegenvalt. Thee is er ook al gezet en eieren gekookt, zodat het ontbijt vlot achter de rug is. Tenten afbreken en rommel opruimen is ook snel gebeurd zodat om ongeveer 10 uur Frank als eerste zijn boot van de kant afduwt, een nieuw en onbekend kanotraject tegemoet. Direct na het begin is er al een flinke wals in een s-bocht waar even warm in gedraaid kan worden. Gert gaat er bijna om, maar gelukkig kan hij het nog net redden, een nat pak zo snel in het begin is ook niet alles. Het blijkt voorlopig het lastigste te zijn want de volgende kilometers gaan rustig en zonder grote versnellingen voorbij. Wel is het landschap wat de groep kanovaarders omringt erg mooi. Door erosie uit gesleten rotswanden, watervallen die hoog van de rotsen naar beneden storten en rotswanden begroeid met allerlei mosjes en kleine plantjes waar tussendoor het water naar beneden drupt.
Dan ineens een haakse bocht met een behoorlijke versnelling waarna het water van de rivier zich tussen twee rotswanden door perst die zo dicht op elkaar staan dat een kano er niet kan draaien. Stop, roept Bert naar achter en nog net op tijd kan ieder de keerstroom indraaien. Is dit nu die kloof Bert, vraagt Hans Nee, maar van hieruit kunnen we wel van bovenaf het begin van de eigenlijke kloof even bekijken.
Hij wijst naar boven, waar over de engte van het smalle kloofje een romeins bruggetje de twee wanden met elkaar verbindt. Het ding ziet eruit of het elk moment naar beneden kan komen. Eenmaal boven blijkt dat er toch nog wel gebruik van gemaakt kan worden zonder levensgevaar.
Beneden blijkt de rivier zich spiegelglad een weg tussen de rots wanden te banen en niets wijst erop dat het een paar honderd meter verder een woest kolkende massa zal worden die het uiterst van de vaarders zal vragen.
Komop, zegt Wim laten we maar een eindje stroomafwaarts lopen dan kunnen we zien of het wel te doen is want als we er eenmaal in gevaren zijn moeten we doorgaan, er is geen weg terug. Het smalle kloofje blijkt maar kort, na driehonderd meter verwijden de rotswanden zich alweer. Verderop kan het begin gezien worden van wat er te wachten staat, het landschap dat de afgelopen kilometers toch al ruig was wordt nu overdonderend. De rivier, een paar honderd meter onder het vijftal ziet eruit af er een reus met keien in heeft lopen spelen. Van bovenaf is niet te zien hoe sterk de stroom is en hoe er tussen de stenen door gevaren moet worden. Kom, zegt Frank, hier worden we ook niet wijzer van. Laten we maar terug gaan en varen.
Na het smalle kloofje dat mooi is maar niet moeilijk komt er nog een stuk van 300 meter met een paar pittige stroomversnellingen. Dan ineens de toegang tot de beruchte "gorges", met ook hier weer twee rotswanden die naar elkaar toe hellen. Na hierdoor gevaren te zijn, ontrolt zich voor de ogen van de kanors een schitterend beeld. Een door de rivier diep uitgeholde grot van ongeveer 25 meter diep en 25 meter hoog met pieken en pinnen(stalagtieten). Ervoor langs stort zich een waterval naar beneden. De vaarders moeten precies onder die waterval door waar de rivier nog een kleine doorgang heeft overgelaten. Dan komen de stroomversnellingen in zicht, waar ze van boven af al een blik op geworpen hebben. Stenen van wel tien meter doorsnee zijn in de rivier gestort. En wilde woeste canyon waar het water zich met geweld tussendoor perst.
De mannen zijn bovenop de rotsen geklommen om te kijken hoe er het beste gevaren kan worden.
Maar dit vaar ik niet meer zegt Gerda heel beslist doe jij het wel Henny? vraagt ze er bezorgt direct achteraan. Met enig ontzag kijkt deze naar het watergeweld met het hier en daar meterhoge verval en dikke walsen. Het zal wel lukken, bromt hij, als de anderen gaan ga ik ook. Het moeilijke stuk is ongeveer drie kilometer lang waarbij de rivier trapsgewijs tussen de stenen en rotswanden naar beneden stroomt. Elke meter moet van te voren verkend worden.
Het lukt wel, roept Frank boven het lawaai van het water uit. Hijzelf stapt weer als eerste in de boot. Henny, Wim en Gert gaan op verschillende punten klaar staan met reddingslijnen, terwijl Hans en Gert foto's maken. Er moet schuin worden aangevaren, dan tussen twee stenen door twee meter naar beneden, in de wals onderin haakse bocht naar rechts, linksom een kei zo groot als een huis, weer een val van twee a drie meter en dan de keerstroom in.
Geconcentreerd zet Frank af, een, twee, drie peddelslagen, de eerste wals, steun naar rechts daarna links, de tweede wals en dan de keerstroom in. Hij lacht eens op een manier van, zo doe je dat he.
Hans gaat daarna ook zonder problemen. Bert gaat na de eerste wals fout, steunt te ver door en kentert. Vlak voor de tweede wals kan hij weer boven komen en nog net voldoende bijsturen om daar goed af te varen. Henny heeft geen problemen. Zo, dat geeft Wat zelfvertrouwen zegt Hans nu de rest. Over een kilometer doen ze anderhalf uur. Dan komt er een stuk dat wat overzichtelijker wordt en daar gaat Wim goed in de fout, die kennelijk zijn dag niet heeft. Hij reageert veel te laat in een haakse bocht, wordt dwars tegen de rotsen aangedrukt met de hoofdstroom op het dek.
Krakend vouwt de boot zich om de steen. Wim trapt verwoed en half onder water de kano van zich af en wordt meegesleurd door de rivier. Een, twee walsen af. De anderen zijn de boten al uit en komen met lijnen aangerend. "Wim grijp!" , roepen ze terwijl ze de lijn werpen. Wim grijpt net op tijd de toegeworpen lijn want ondanks zijn zwemvest kan hij zich maar met moeite bovenhouden. Met behulp van de lijn staat hij zo weer op het droge. De schrik staat in zijn ogen, hij vloekt een keer, verdommen m'n boot ook naar de knoppen.
Na een half uur prutsen hebben ze de boot er uit. Bijna helemaal in tween voor het zitje fladdert het dek er maar wat bij. Nou, dan ga ik dat laatste stukje maar verder lopen. Gelukkig is dat laatste stuk, ondanks dat de kloof smaller wordt, niet meer zo moeilijk.
Na een half uur waarin nog eenmaal moet worden overgedragen, verwijden de honderden meters hoge rotswanden zich en mondt de rivier uit in een kleine baai, die in verbinding staat met het eigenlijke grote meer "lac du serre Poncon".
Gert wijst, daar staan de auto's al. En jawel, op het kleine strandje staan de chauffeurs al te wachten.Vermoeid legt het zestal aan, weer een ervaring rijker. Maar nu eerst eten en drinken. Daar is op gerekend want er staat al het een en ander klaar. Ook de mensen uit de omgeving komen kijken naar de kanors die door de in de buurt berucht staande gorges zijn komen varen. Maar ja, aan alles komt een eind. Snel wordt alles ingepakt en worden de boten op het dak vast gesnoerd.
Nagekeken door de bewoners rijden de auto's weg, de tunnel in die de baai verbindt met de rest van het dal.
Bert van Vliet